Pali TÓT: zigeunermuziek in Nederland
De salonmuziek die gedigitaliseerd gaat worden in het kader van het project Muziekschatten ligt bijna klaar voor verzending naar de firma MicroFormat in Lisse. Daarom nog één keer aandacht voor een bijzondere 'saloncomponist': Pali Tót. Tót was voor de Tweede Wereldoorlog als stehgeiger werkzaam in de uitgaansgelegenheden van Den Haag.
Muziek ‘à l’hongroise’
Pali Tót werd in 1880 in Hongarije geboren als Pali Tóth. Als jonge jongen trok hij naar Frankrijk om daar als muzikant zijn brood te verdienen. In de belle époque, de periode voor de Eerste Wereldoorlog, had de adel in Parijs en aan de Côte d’Azur veel behoefte aan salonmuziek en in het bijzonder aan romantische zigeunermuziek.
Zigeunermuziek is in feite Hongaarse en Roemeense volksmuziek die door beroeps-muzikanten (altijd zigeuners) op een dermate sappige wijze werd vertolkt dat het de aandacht trok van de klassieke muziekwereld. Al in de achttiende eeuw componeerden Haydn en Mozart muziek ‘à l’hongroise’. Schubert, Brahms en Liszt componeerden zigeunerliederen en dansen. Maar het waren vooral de opera- en operettecomponisten die het zigeunerthema zowel thematisch als muzikaal bewerkten en verder populari-seerden. Goede voorbeelden zijn operettes als Der Zigeunerbaron (Johann Strauss), Die Csárdásfürstin (Emmerich Kálmán) en Zigeunerliebe (Franz Lehár).
De zigeunerorkesten speelden in café’s en restaurants niet alleen volksmuziek maar konden dus ook putten uit een groot arsenaal aan klassieke bravourestukken ‘à l’hongroise’.
Een primás in hart en nieren
In 1909 kwam Tót op uitnodiging van de impresario Max van Gelder met vrouw en drie zonen naar Nederland. Het is onduidelijk wanneer Tóth zijn naam in Tót heeft gewij-zigd. In ieder geval was hij in Nederland officieel onder de naam Tót ingeschreven. Hij kwam terecht in Den Haag waar op dat moment, door de aanwezigheid van adel, regering en koninklijk huis, de meeste behoefte was aan salonmuziek. Pali Tót had veel succes in de residentie. De salonmuziek was in Nederland in die tijd een tamelijk stijve bedoening en Tót bracht daar met zijn orkestje verandering in. In Cultuur en migratie in Nederland wordt de zigeunermuzikant als volgt getypeerd: “De Hongaarse zigeuner-muzikant speelt een divers repertoire van zowel uitheemse dansen, walsen en opera-fragmenten. Hijzelf is de ‘primás’: hij zet de stukken in en speelt de hoofdrol in de uitvoering. Hij interacteert intensief met zowel medemuzikanten als publiek en speelt graag verzoeknummers. Zijn orkest bevat bijna altijd de karakteristieke cimbaal. […] Hij componeert ook zelf en geeft zijn werk, naar toenmalige Europese smaak, Franse titels. Vooral zijn voordracht is onweerstaanbaar: hij beweegt, hij is mooi, hij swingt op zigeunerwijze en stoort zich niet aan de gegeven maat. Vermoedelijk speelt hij ook alles uit het hoofd”.
De jaren in Nederland
In de periode rond de Eerste Wereldoorlog kon Tót niet terugkeren naar Frankrijk en Hongarije omdat hij daar geïnterneerd dreigde te worden, hij bleef daarom in Nederland. Tot 1940 had hij steeds voldoende werk in hotels en restaurants. Het ‘Orkest Pali’ (met klemtoon op de i) onder leiding van ‘Monsieur Pali’ speelde in Den Haag o.a. in restaurant Royal en in hotel-restaurant House of Lords en in Warmond in hotel-restaurant Meerrust. Pali’s zonen gingen in Den Haag naar het conservatorium en kwamen alle drie in zijn orkest terecht.
Tóts bekendste compositie is Irène, die hij in de jaren ’30 liet publiceren bij de Haagse uitgeverij Muziek-Smith. Irène is veel op de plaat gezet en werd in 1985 nog gebruikt in de Nederlandse speelfilm De ijssalon.
Na Tóts dood
Tót overleed in 1949. Het bleek niet gemakkelijk om informatie te vinden over Pali Tót. Gelukkig kon ik vertrouwen op het voortreffelijke geheugen van Tonny Eyk. Eyk vormde vanaf 1947 met zijn tweelingzusje het accordeonduo 'Les deux Jeateux'. Zij begonnen hun carrière in de uitgaansgelegenheden van Den Haag en kwamen zo als jonge kinderen in contact met Pali Tót. Tonny Eyk herinnert zich dit nog levendig.
Door Tonny Eyk kwam ik in contact met kleinkinderen van Pali Tót, die erg behulpzaam waren met informatie en anekdotes. Tóts kleinzoon László Tóth zette na de Tweede Wereldoorlog het werk van zijn grootvader voort. Als violist en primás trad hij in het hele land op met zijn eigen orkest. In de jaren ’70 kwam hij in dienst bij de Hoofdstad Operette in Amsterdam, waar hij in verschillende operettes op het toneel de rol van zigeunerprimás vertolkte.
Zowel Tonny Eyk als de familie Tóth dank ik heel hartelijk voor hun hulp!
Charlotte Sienema
Het citaat is afkomstig uit:
De intocht van zigeuners en hun muziek. In: Cultuur en migratie in Nederland : kunsten in beweging, 1900-1980 / Rosemarie Buikema en Maaike Meijer (red.). – Den Haag : SDU, 2003
Laatste aanpassing op donderdag 16 september 2010